Wie regeert deze wereld?

Nu de vertrouwde westerse wereld zoals we die kennen onder toenemende druk staat, wordt het tijd ons in de gnosis te verdiepen. Maar wat is gnosis eigenlijk? Het is de Griekse vertaling van wat in het Hebreeuws ‘da’at’ heet. Gnosis betekent daarmee kennis, maar wordt vaak gebruikt voor bijzondere kennis, voor kennis van het hart, onder meer door kerkhistoricus Gilles Quispel. Er waren in de eerste eeuwen na Christus ook gnostici die de boodschap van Christus innerlijk trachten te bevatten door mede te luisteren naar de stem van het onbewuste. De psyche vormde voor hen een bron van gnosis. Daarbij hadden zich twee mythen ontwikkeld die Carl Gustav Jung in 1915 had leren kennen via het werk van Hippolytus, een auteur uit de klassieke oudheid. De ene mythe was de gnostische legende van Simon de Magiër en zijn partner Helena. Deze mythe was voor Jung relevant omdat hij zich in december 1913 had overgegeven aan actieve imaginaties en dialogen met innerlijke figuren. Bij  zijn verwerking van deze afdaling in het onbewuste had hij de steun van Toni Wolff, die een patiënte van hem was geweest, maar hem nu bijstond als spiegel van de anima. De tweede mythe was het verhaal van de demiurg, van de schepper die zich had afgescheiden van Sophia, de vrouwelijke Wijsheid, en zonder verbinding met de hoogste god een onvolmaakte wereld vol ellende had geschapen. Jung nam deze elementen van de gnosis niet zonder meer over omdat het zijn taak was om oude waarheden in een nieuwe tijd geboren te laten worden.

Bij een bezoek van mijn uitgever Henning Weyerstrass in augustus 2021 gaf hij verschillende boeken aan mij waarin de mythe van Sophia belicht werd vanuit een boek waaraan Jung jarenlang had gewerkt op grond van de openbaringen die hem in de jaren 1913 tot en met 1916 waren overkomen. Die openbaringen met de daaraan gekoppelde dialogen had hij eerst vastgelegd in wat de Zwarte Boeken zou gaan heten. De inhoud daarvan bracht hij in een oud-Gotisch schrift over in een kostbaar boek dat hij fraai illustreerde en vanwege de rood leren kaft het Rode Boek was genoemd. Het Rode Boek was pas jaren na zijn dood in oktober 2009 gepubliceerd met uitgebreid commentaar van Sonu Shamdasani. De inhoud ervan bestaat uit drie delen die samen Liber Novus ofwel het Nieuwe Boek heten. Hierdoor was mijn vriend Thomas Arzt gefascineerd geraakt. Een keer stuurde hij mij een e-mail waarin hij bekende dat hij in het Rode Boek ‘een nieuwe Bijbel’ zag. Hij hoopte dat de ongewone inhoud van Liber Novus een uitweg kon bieden uit de verwarring van de huidige tijd. Zelf kon ik het Rode Boek pas in Engelse vertaling aanschaffen, toen ik daarvoor in 2012 de nodige financiële middelen had. Thomas had mij daarna gevraagd mijn licht te laten schijnen op de inhoud ervan tijdens een symposium in het Zwarte Woud dat in 2014 zou plaatsvinden. Ik had toegezegd te komen, maar bleek uiteindelijk verhinderd te zijn. Thomas verplaatste het symposium onverwachts naar het weekend waarin de diploma-uitreiking plaats zou vinden van een masterstudie die onze dochter Kim met succes had gevolgd. Ik zag daarin een teken dat het Rode Boek niet op mijn weg lag. Ik kon er ook niet toe komen echt een studie te maken van de inhoud. De inhoud was te verwarrend. Dat kwam ook doordat het om de Engelse vertaling ging.

Samen met dieptepsycholoog Murray Stein nam Thomas Arzt vervolgens het initiatief om in de wereld van de Jungiaanse psychologie en ook daarbuiten mensen te benaderen die in staat waren om de vraag te beantwoorden hoe het Rode Boek ons kon helpen om in een postmoderne samenleving zonder gemeenschappelijk verhaal op zoek te gaan naar de menselijke ziel. Er kwam een enorme respons op die oproep. Binnen enkele jaren bracht Thomas samen met Murray Stein vier verzamelbundels uit met commentaren op het Rode Boek vanuit onder meer de Jungiaanse psychologie, de astrologie en de godsdienstfilosofie. Er kwam echter met Pasen 2020 een abrupt einde aan deze werkzaamheden. Thomas overleed op Eerste Paasdag aan een hartaanval. Het vijfde deel van de commentaren verscheen enkel onder redactie van Murray Stein.

Zelf volgde ik deze reeks publicaties niet. Dat betreur ik nu wel. In 2015 was de eerste band van Jung’s Red Book for Our Time verschenen. Weyerstrass gaf mij hiervan bij zijn bezoek een voorlopige Duitse vertaling. Tot mijn verrassing bleken de bijdragen die daarin stonden buitengewoon interessant te zijn. Ineens begreep ik waarom Jung in het Rode Boek zijn ervaringen met de wereld van het onbewuste in de taal van de antieke gnosis had gegoten. Zijn eigen ziel had hem de mythe van Sophia en de demiurg geopenbaard. Uitgerekend deze mythe was ik in een nieuw jasje gaan steken, toen ik in december 2012 voor de tweede keer had gedroomd van de afgehakte hand van God. Die afgehakte hand was in mijn visie doorgegaan met het scheppen van werelden en had daarbij een wereld geschapen waarin mensen hun oorsprong uit de hoogste bron vergeten waren en gemanipuleerd werden door machten die uit waren op macht en controle. Een dergelijke wereld kon natuurlijk niet als schepping vanuit een goddelijke bron worden verstaan. Voor mijn sprookje Joël en de verloren Graalprinses heb ik zwarte ruiters verzonnen die de hand van God met een verschrikkelijk mes hadden afgesneden. De gnostici uit de antieke oudheid moeten vergelijkbare dromen of vergelijkbare innerlijke ervaringen hebben gehad. Daarom hadden zij scheppingsmythen verzonnen waarin de demiurg, de wereldschepper uit het werk van Plato, verantwoordelijk werd gesteld voor de ellende in de wereld. Deze demiurg zou uit Sophia zijn voortgekomen zonder dat een mannelijke partner daarbij betrokken was. Het zou om een misgeboorte gaan.

Abraxas en Jahwe

Jung heeft veertig jaar nodig gehad om de ervaringen uit Liber Novus om te zetten in een wetenschap van de menselijke ziel waaraan de mensen houvast konden vinden bij hun eigen onderzoek van de onbewuste psyche. Tijdens zijn leven heeft hij een fragment uit het derde deel van Liber Novus naar buiten gebracht dat Septem Sermones ad Mortuos (De zeven preken aan de doden) heet. Dit fragment werd in een fraaie uitgave enkel aan mensen geschonken van wie Jung dacht dat zij te vertrouwen waren. Want de inhoud was nogal ongewoon en kon gemakkelijk tot misstanden leiden, wat ook is gebeurd toen de joodse wijsgeer Martin Buber het geschrift onder ogen kreeg. In Herinneringen, dromen, gedachten heeft Jung enige uitleg gegeven. Eerst merkt hij op: ‘Heel langzaam begon zich een verandering af te tekenen. In het jaar 2016 voelde ik een drang naar vormgeving: ik werd als het ware van binnen uit gedwongen datgene te formuleren wat in zekere zin door Philemon gezegd had kunnen zijn. Zo kwamen de Septem Sermones ad Mortuos met hun merkwaardige taal tot stand.’  (Herinneringen, dromen, gedachten, p. 166)

Philemon is een innerlijke gids van Jung die voor hem superieur inzicht vertegenwoordigde en in feite ook de profetische stem is die de doden toespreekt. Toen Jung de zeven preken in beperkte oplage liet drukken voor privédoeleinden, leek het hem beter om de tekst ervan niet aan Philemon toe te schrijven, maar aan Basilides, een gnosticus uit het oude Alexandrië. De doden waren wezens die terugkwamen van Jeruzalem, waar ze niet gevonden hadden wat zij zochten. Jung interpreteert hen als de voorouderlijke stemmen ‘van hen die geen antwoord kregen, geen oplossing vonden, van hen die niet verlost werden – want aangezien de vragen en eisen, die ik volgens mijn levenslot moest beantwoorden, niet van buitenaf tot me gericht werden, moesten ze dus vanuit de innerlijke wereld komen. Zo vormden de gesprekken met de doden, de ‘Septem Sermones’, een soort voorspel tot datgene wat ik de wereld over het onbewuste te zeggen had: een schematische ordening en interpretatie van de algemene inhouden van het onbewuste.’ (Herinneringen, dromen, gedachten, pp. 167-168)

Het systeem van de hele wereld volgens de openbaringen van Jung uit 1916. Voor nadere informatie zie Beelden uit mijn leven onder redactie van Aniela Jaffé.

In deze zeven preken speelt Abraxas als demiurg een belangrijke rol. Dat is ook zichtbaar aan een cirkelvormig schema dat Jung heeft gemaakt van belangrijke elementen en tegenstellingen uit zijn ervaring met het onbewuste. Bovenaan is een kind zichtbaar dat uit een gevleugeld ei geboren is. Het wordt Erikapaios of Phanes wordt genoemd, een gestalte uit de mysteriën van Orpheus. Onderaan is diens duistere tegenstander Abraxas zichtbaar die de heer van deze materiële wereld voorstelt en in Liber Novus de rol van demiurg speelt. Abraxas is een moeilijk te vatten god omdat God en de duivel in hem verenigd zijn. Hij is ook verbonden met de tijd omdat zijn naam te herleiden is tot 365, het aantal dagen in een jaar. Hij stelt daarmee ook de lineaire tijd voor die mogelijk een wereld van illusie is. Jung heeft Abraxas traditioneel afgebeeld met de kop van een leeuw en het onderlijf van een grote slang. Rondom de kop zijn tien punten van een ster zichtbaar. Onder het goddelijk kind is een zevenvlammige kandelaar aangebracht die tot de geestelijke wereld behoort. De wereld beneden is volgens Jung door het getal vijf van de natuurlijke mens gekarakteriseerd. Daarom bestaat de ster van Abraxas uit tweemaal vijf punten. Verder komen we Abraxas eigenlijk nooit meer bij Jung tegen. Het was Hermann Hesse die in zijn roman Demian in 1919 Abraxas centraal zette. Een Nederlandse vertaling kwam er in 1971, bij De Bezige Bij. Daarin komt een droom voor die op de omslag is afgebeeld: ‘De vogel ontworstelt zich aan het ei. Het ei is de wereld. Wie geboren wil worden, moet een wereld vernietigen. De vogel vliegt naar God. De God heet Abraxas.’

Achteraf valt te reconstrueren wat er in het leven van Jung verder met Abraxas is gebeurd. In 1951 verscheen Jungs boek Aion dat de verandering van het innerlijk godsbeeld in de eon of het tijdperk van de Vissen beschrijft. Daarin merkt Jung terloops op dat Jahwe de demiurg uit het Oude Testament is. Die Jahwe kwam voor in de Zürcher Bibel. In veel bijbelvertalingen uit die tijd werd de voorkeur gegeven aan de Heer of de Here. Toen godsdiensthistoricus Mircea Eliade Jung in oktober 1952 interviewde voor het Franse tijdschrift Combat, merkte deze op dat Jung recent drie boeken had gepubliceerd, een boek over de symboliek van de god Aion, een boek over synchroniciteit en Antwoord op Job ‘dat al aanleiding heeft gegeven tot sensationele reacties in het bijzonder onder theologen.’ Jung merkte meteen aan het begin van het interview op: ‘Dit boek had ik altijd al op mijn hart, maar het duurde veertig jaar om het te schrijven.’ Dat betekende dat de inhoud ervan in de jaren was ontkiemd waarin hij in dialoog met het onbewuste was. In 1953 verscheen er een boekbespreking van Antwort auf Hiob door de godsdienstfilosoof Henri Corbin in het Franse tijdschrift Revue de Culture européenne. Het was in feite een heel essay gewijd aan de eeuwige Sophia. Corbin ging diep in op de tekst van Antwort auf Hiob en kwam onder meer tot de conclusie: ‘Misschien zal de auteur op een dag als een profeet van de eeuwige Sophia gezien worden.’ Jung zelf was zeer verheugd over het essay. Hij voelde zich helemaal begrepen.

Het was in die tijd niet mogelijk om de diepere motieven die aan Antwort auf Hiob ten grondslag lagen te vergelijken met Jungs ervaringen uit de jaren 1913 tot en met 1916. Want het Rode Boek verscheen immers pas in 2009. Sonu Shamdasani was in de inleiding het volgende van mening: ‘In Jungs fantasieën was een nieuwe God in zijn ziel geboren, Abraxas, de zoon van de kikvorsen. Jung begreep dit symbolisch. Voor hem vertegenwoordigde deze gestalte de vereniging van de christelijke God met Satan en daarmee een voorstelling van de transformatie van het westerse godsbeeld. Pas in 1952 bracht Jung dit thema in de openbaarheid en wel in zijn geschrift Antwort auf Hiob.’ Het lijkt mij dat het nieuwe godsbeeld eerder bij Phanes is te vinden dan bij de zoon van de kikvorsen. Afgezien daarvan heeft Shamdasani vermoedelijk gelijk. Jung had Jahwe gepresenteerd als een demiurg met een enorm gebrek aan bewustzijn. Dit viel Jungs Joodse leerling Erich Neumann meteen op. Hij had de tekst eerder in mogen zien voordat die gepubliceerd werd. Hij was bang dat Jung bij ongewijzigde tekst een gnostisch misverstand zou worden verweten. Zo vond hij dat Jahwe al te sterk op de gnostische demiurg was gaan lijken. Hieruit concludeerde hij in een brief uit december 1951: ‘Hier schijnt mij een echt onopgelost probleem verstopt te zitten. In werkelijkheid gelooft u aan de vrouwelijke Sophia als hoogste instantie zonder dit te bekennen.’

Zelf heb ik Antwoord op Job rond mijn twintigste gelezen in de veronderstelling dat hiermee recht werd gedaan aan wat de Bijbel had te vertellen. Ik had van de gnosis nog niet gehoord. Omdat ik niet christelijk was opgevoed, had ik ook geen bijzondere gevoelens bij het bijbelse godsbeeld. Ik was wel getroffen door de vele prachtige citaten uit de oudtestamentische wijsheidsliteratuur en ik kon ermee leven dat Jahwe minder bewustzijn had dan de mens en in zijn onbewustheid een bedreiging vormde voor ons. Want naast Jahwe stond de goddelijke Sophia die in tegenstelling tot Jahwe mensvriendelijk was. Zo merkt zij in het bijbelse boek Spreuken op: ‘Ik speelde steeds voor Hem, ik speelde op de aarde, Zijn land en mijn genegenheid was bij de mensenkinderen.’ Maar nu sta ik ineens voor het probleem dat Jung Jahwe wel degelijk als de demiurg heeft geschetst. Wat betekent dat voor de wereld waarin wij leven? Zouden de reeks publicaties onder redactie van Murray Stein en Thomas Artz daarop een antwoord geven? Mocht er in de wereld van Jung een antwoord te vinden zijn, dan moeten we ons misschien richten op het goddelijk kind van licht dat als Phanes in de duistere wereld van Abraxas het evenwicht herstelt. Het vinden van dit kind is des te dringender, omdat het in onze tijd opnieuw duidelijk is geworden dat de wereld door duistere krachten wordt beheerst. In die zin hebben de gnostici gelijk gehad. Er is een kracht die langs vele kanalen ontwrichtend werkt op de menselijke samenleving. Gelukkig heb ik teksten tot mijn beschikking die een kind van licht benoemen die ons van deze onbewuste drang tot vernietiging zou kunnen bevrijden. Daarop zal ik een volgende keer nader ingaan.

Herbert van Erkelens

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *