Nieuwsbrief 41

De heilige Sophia

Het ziet ernaar uit dat Kerstmis dit jaar eindelijk zo gevierd wordt als ik mij herinner van vroeger. Met dit verschil dat er geen brandende kaarsjes in de kerstboom zitten. Ik heb de boom uit de tuin gespit, ook al is hij gehavend door een droge periode. Het gaat toch ook om de versiering. En de top van de boom is zo kaal dat ik er een echte vijfpuntige ster op kan plaatsen. De kinderen en mijn schoonmoeder zijn van plan te komen. Dat is te overzien. Er komt wel een kerstmaaltijd. Deels veganistisch, deels vegetarisch en deels met vlees. Tenminste, dat is de bedoeling.

Wij hadden thuis de christelijke feesten altijd op typisch folkloristische wijze gevierd. Met Pasen verstopte mijn vader eieren in de tuin die hij zelf kunstig had beschilderd. Het was een feest om die eieren te gaan zoeken. Want de tuin was groot met allemaal verborgen plekken en soms vonden we een ei pas na enkele weken terug. In de Paashaas geloofde ik niet echt en we vierden Pasen ook zonder enige relatie tot het christendom. Met Pinksteren kampeerden we al op het strand en dat was ook het moment dat we voor het eerst in zee doken. Vaak was de Noordzee nog koud, maar dat deerde ons niet. Het ging om het ritueel, de eerste duik in zee met Pinksteren.

Mijn oudere broer Ernst en ik bij de kerstboom.

Met Kerstmis vierden we natuurlijk wel de geboorte van Jezus. Dan zaten we ‘s avonds samen met opa Habiecht rond de prachtig versierde kerstboom en wachtten we af totdat een voor een de kaarsjes uitdoofden. Tegelijkertijd weerklonk op de achtergrond de heldere stem van een jongenssopraan die onder begeleiding van de Maastrechter Staar het bekende kerstrepertoire afwerkte. Een onvergetelijk gebeuren dat zoveel indruk op mij maakte dat ik ’s zomers altijd een plastic kerstboompje in mijn rode koffertje meenam, als we vijf weken lang op het strand gingen kamperen.

Pas veel later heb ik dankzij een kerstrede van Carl Gustav Jung begrepen wat de psychologische betekenis van de kerstboom is. De boom met de lichtjes is volgens hem een alchemistisch symbool dat het ontstaan van de innerlijke, grotere en hogere mens aanduidt. Daartoe dient de mens alle numina, alle tekens van de godheid, uit de omgeving in zichzelf terug te trekken: ‘Dan merkt hij namelijk dat hij een microkosmos in zich heeft, een verborgen schat in de akker. De mens en zijn ziel worden een wonder.’

In de tijd dat ik een kind was had ik nog niet van God gehoord. Ik was mij van het bestaan van godsdiensten niet bewust. Maar een keer fietsten we met ons vieren uit de duinen ten zuiden van Egmond aan de Hoef terug naar Heiloo. Toen wij in de buurt van Limmen waren, werden we overvallen door een naderend onweer en mijn ouders besloten tegen de regen te schuilen in een kapel die Onze Lieve Vrouwe ter Nood heet.

In deze kapel zijn door de kunste­naar Han Bijvoet uit Haarlem fresco’s aangebracht die betrek­king hebben op het leven van Maria en Jezus. Ik keek mijn ogen uit, want ik zag voorstel­lin­gen van mensen en enge­len die ik hele­maal niet thuis kon brengen. Wat andere kinderen wellicht ervoeren als ze onverwacht in het atelier van mijn vader kwamen, dat ervoer ik in deze kapel, een totaal andere wereld. Wat had ik met mijn bescheiden religieuze opvoeding kunnen begrijpen van de kroning van Maria of het hemels gastmaal?

De genadekapel in Heiloo, beschilderd door Han Bijvoet. Bron: Wikipedia.

Mijn eigen religie was misschien wel de popmuziek. In die jaren zestig waren de verwachtingen van de jeugd hoog gespannen. Er was een nieuw tijdperk aangebroken met vrijere opvattingen op sociaal, seksueel, politiek en religieus gebied. Het was ook de tijd dat voor het eerst satellietverbindingen tot stand kwamen. Er kwam een uitzending op tv waarbij diverse werelddelen betrokken waren (Our World). Vanuit Londen werd een opnamesessie van de Beatles uitgezonden. Eerst klonken de eerste maten van de Marseillaise waarop de Beatles hun All You Need is Love ten uitvoering brachten. Dat was op 25 juni 1967. Het was als jongere onmogelijk om je aan de nieuwe sfeer te onttrekken.

Ik herinner mij nog goed hoe mijn broer en ik in de zomer van 1967 aan de Hoevervaart zaten te vissen. We hadden een transistorradio aan en ineens klonk All You Need Is Love. Dat was voor mij een onvergetelijk moment, een ervaring van puur geluk. Via dansles zou ik dat najaar in contact komen met gereformeerde jongeren. Rond Pasen 1968 ging ik met een paar van hen naar een uitvoering van de Matthäus Passion van Johann Sebastian Bach in de Grote Kerk in Alkmaar. Dat was een lange zit en mijn moeder gaf mij een boekje mee met de tekst van de Matthäus. Ik kende voldoende Duits om het lijdensverhaal te kunnen volgen. Het kwam mij bekend voor, maar de wereld van Jezus en zijn apostelen was verder helemaal nieuw voor mij.

Uiteindelijk besloot ik Antwoord op Job te gaan lezen. Daarin ondernam Jung een poging om de bijbel vanuit de dieptepsychologie te interpreteren. Het merkwaardige aan dat boek was dat God minder bewustzijn bleek te hebben dan de mens. Jung schreef trouwens Jahwe, de godsnaam uit zijn Zürcher Bibel. Op die manier heb ik dan toch mijn kinderlijke onschuld verloren. Ik werd deelgenoot gemaakt van een geheim. Jung was uiterst kritisch ten opzichte van Jahwe. Eigenlijk vond hij de God van zijn vader, die dominee was geweest, maar een monster.

De beproeving van Job. Door William Blake.

Zijn grieven tegen Jahwe had Jung tijdens een korte ziekte op een indringende, persoonlijke manier opgeschreven. Zijn joodse leerling Erich Neumann doorzag meteen dat zijn leermeester zich meer door een mythe dan door de bijbel had laten meeslepen. Die mythe was die van de gnostische Jahwe die geen verbinding met de Bron had en een wereld van teleurstellingen, illusies en leed had geschapen. Zelf leef ik ook in die mythe. Want ik heb twee keer gedroomd dat Jahwe enkel de afgehakte hand van God is, niet God zelf.

Om duidelijk te maken wat dit voor de Jungiaanse psychologie betekent heb ik voor de JUNGacademie in Amsterdam een essay geschreven dat ‘De afgehakte hand van God’ heet en binnenkort op internet verschijnt. Ook heb ik op mijn website een artikel geplaatst dat De poort naar oneindigheid heet. Ik ben van mening dat de Jungiaanse psychologie aan een kleine herziening toe is. Maar als je in het bouwwerk van Jung één steen verwijdert, kan het natuurlijk zijn dat een deel ervan instort.

Omdat er met een onbewust opererende Jahwe geen vrede op aarde komt, had Jung zijn hoop gevestigd op Vrouwe Wijsheid, op de heilige Sophia die in de latere boeken van het Oude Testament als een speels, menslievend beginsel aan het woord is. Hij was in dit verband verheugd dat paus Pius XII op 1 november 1950 het dogma van de tenhemelopneming van Maria had verkondigd. Daardoor werd de vrouw in de godheid tenminste vertegenwoordigd. Maria zelf vond deze stap nog niet ver genoeg gaan. In haar openbaringen aan Ida Peerdeman liet zij weten dat zij als medeverlosseres op gelijke voet met haar zoon behandeld wilde worden. Dit verkondigde zij een maand voordat ik geboren werd.

Een nieuwe afbeelding van de Vrouwe van alle Volkeren,

in het bijzonder ontbreekt het kruis.

En hoe is dit afgelopen? Voor het Vaticaan was dit een stap te ver. Maria was in Amsterdam als Vrouwe van alle Volkeren aan Peerdeman verschenen en ze wenste niets liever dan aan al deze volkeren vrede te schenken. Maar wel onder haar voorwaarde dat het dogma van medeverlosseres, middelares en voorspreekster als sluitsteen aan de Mariaverering zou worden toegevoegd. Op 31 mei 1954 verkondigde zij: ‘Als het dogma, het laatste dogma in de mariale  geschiedenis, is uitgesproken, dan zal de Vrouwe van alle Volkeren de vrede, de ware vrede geven over de wereld.’

Jullie voelen het vast al aankomen. Geen enkele paus durfde het aan, deze sluitsteen toe te voegen. Alleen in het bisdom van Haarlem is de verering van Maria als de Vrouwe van alle Volkeren sinds 31 mei 1996 toegestaan. Maar dit bisdom is de hele wereld niet. En de bisschop van Haarlem is de paus niet. Vandaar dat we geen vrede op aarde kennen en langs een andere weg aan de heilige Sophia moeten vragen haar heilzame werking over de aarde uit te storten. In mijn boek Maria Magdalena. Profetes van het levende verbond is zij zelf aan het woord en zegt: ‘Datgene wat van Eenheid is zal voortduren en datgene wat van de Grote Angst is zal verstrooien en van de Aarde verdwijnen.’

Ik vertrouw erop dat deze profetie zal uitkomen. In Jungs voorstelling van zaken is het Jahwe zelf die met zijn duistere keerzijde de planeet Aarde in angst heeft ondergedompeld. Jung had op hoge leeftijd ook visioenen waarbij hij opgelucht opmerkte dat daarin maar een deel van de Aarde was verwoest. Inmiddels is de situatie door het hogere bewustzijn van de mensheid verbeterd. Rond de millenniumwisseling gaven diverse graancirkels aan dat het vrouwelijke principe definitief was ontwaakt. Toen de Twin Towers op 11 september 2001 instortten, kozen veel mensen voor de weg van compassie en niet voor nog meer geweld. Het begin van de ommekeer was bereikt.

Herbert van Erkelens

21 december 2017


Reacties

suzan on 2017-12-24 05:13:26 +0000

God staat boven goed en kwaad. De keuze; ‘eenheid of angst’, is aan ons. Ja, mooi beschreven Herbert.

Een heel bijzonder mooi nieuw jaar gewenst !!

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *