Kwantumfysica en bewustzijn

Als theoretisch natuurkundige weet ik wat er met de kwantumfysica aan de hand is. Het is inderdaad een vreemde theorie, omdat de kwantumfysica enkel een wereld van formules is die ons geen beeld van de atomaire werkelijkheid geeft. Wat gaat er schuil achter die formules? Vaak wordt beweerd dat bewustzijn noodzakelijk is om te begrijpen hoe een meting in de kwantumfysica tot stand komt. Maar heeft meetapparatuur dan bewustzijn? In kleine kring is bekend dat de kwantumfysica onvolledig is en enkel een eendimensionale doorsnede van een veel grotere werkelijkheid beschrijft. En het zou daarbij best mogelijk zijn dat datgene wat ontbreekt aan de kwantumfysica inderdaad bewustzijn is.

 

In de kwantumfysica vormt een fysische toestand een ondeelbaar geheel met de methode van waarneming. Je kunt een fysische toestand vaak niet nader analyseren. Want zo’n analyse vraagt om een verandering van de meetapparatuur en wat je daarmee bereikt is een verandering van de fysische toestand, niet een nadere analyse. Je kunt ook zeggen: een meting verandert doorgaans de fysische toestand van wat je bestudeert. En daarmee valt het idee van een objectieve werkelijkheid weg waarmee de natuurkunde drie eeuwen lang heeft geopereerd. We hebben met een interactieve werkelijkheid te maken.  Daarbij is het niet helemaal duidelijk waar een meting precies optreedt.

 

Erwin Schrödinger heeft een experiment bedacht waarbij een kat vanwege een onvoorspelbaar radioactief proces 50 procent kans heeft om dood te zijn en 50 procent kans om levend te zijn. De kat zit in een doos, dus je weet niet wat het geval is. Pas als je de deksel opendoet, zie je of de kat dood dan wel levend is. Vóór die tijd zit het dier kwantumfysisch gezien in een superpositie, in een optelsom van twee toestanden: de kat is dood en levend tegelijk. Dit heeft ermee te maken dat de kwantumfysica twee niveaus van beschrijving veronderstelt: een lineaire kwantumwereld van mogelijkheden die je ongelimiteerd bij elkaar kunt optellen en een niet-lineaire klassieke wereld van feitelijkheden die door meetapparatuur geregistreerd wordt en de kwantumwereld ertoe aanzet van al die mogelijkheden er een te kiezen. Ergens vindt er een overgang plaats tussen de ene wereld en de andere, maar de kwantumfysica vertelt je niet waar en hoe. Je kunt zelf schuiven met die overgang van mogelijkheid naar feitelijkheid. John Bell, een beroemde denker over de kwantumfysica, zag hierin de breuk met het klassieke kennisideaal: ‘Voor mij is de noodzaak van die verdeling en bovenal de verschuifbaarheid ervan de grote verrassing van de kwantummechanica.’ 

 

De meeste fysici zijn van mening dat een kat alleen maar dood of levend kan zijn en dat het dier al in een van deze beide mogelijke toestanden verkeert voordat een waarnemer de deksel van de doos opendoet. De kwantumfysica spreekt zich hierover echter niet uit en je kunt ook volhouden dat de overgang naar óf dood óf levend pas plaatsvindt wanneer het bewustzijn van de waarnemer dit registreert. Maar fysici willen doorgaans met bewustzijn niet veel te maken hebben en daarom merkte de theoretisch fysicus Stephen Hawking op: ‘Zodra ik de kat van Schrödinger zie, grijp ik naar mijn geweer.’

 

Zelf heb ik bestudeerd wat het onbewuste van de kwantumfysica vindt. Uit het wetenschapshistorisch archief van de Eidgenössische Technische Hochschule in Zürich kwamen rond 1988 veel dromen te voorschijn van de theoretisch fysicus en Nobelprijswinnaar Wolfgang Pauli die in december 1958 was gestorven. In die dromen wordt de kwantumfysica bekritiseerd. De Pers, een mannelijke personificatie van het onbewuste, merkte in 1949 tegenover Pauli op dat hij de kwantumfysica maar ingewikkeld vond: ‘In mijn taal begrijpt u de natuur niet.’ De Chinese dame, een vrouwelijke personificatie van het onbewuste, was vier jaar later van mening dat de wereld muziek was. Zij verscheen aan Pauli als een pianolerares. In haar ogen pleegden natuurkundigen censuur op de werkelijkheid. Zij probeerden de wereld te begrijpen zonder naar haar pianospel te luisteren: ‘Dat is toch absurd.’ Hoewel het absurd is, is het wel mogelijk en het resultaat is de kwantumfysica.

 

Wolfgang Pauli (1900-1958)

Uit de dromen van Pauli volgt dat er een grotere werkelijkheid is waarin materie en psyche niet duidelijk gescheiden zijn. Die grotere werkelijkheid is muzikaal van aard. Je kunt je op die werkelijkheid innerlijk afstemmen en je kunt dan verwachten dat al die vreemde verschijnselen uit de kwantumfysica zich dan ook in die grotere werkelijkheid gaan afspelen. Het instrument dat jou hierbij ter beschikking staat is je bewustzijn. Je wordt medeschepper van de werkelijkheid. Veel populaire presentaties van de kwantumfysica doen net of die ontdekking al in de natuurkunde besloten ligt. Maar dat is niet zo. Je bent in de kwantumfysica wel medeschepper, maar alleen in beperkte mate doordat je de vrijheid hebt de meetapparatuur zo te plaatsen als je wilt. In zekere zin blijf je zelf buiten schot.

Dat was tenminste de mening van Pauli. Het doen van een keuze verbond hij met het doen van een offer. In de kwantumfysica was het offer onvolledig, omdat daardoor wel de uiterlijke werkelijkheid, maar niet de innerlijke veranderde.  Zo kwam hij in 1954 in een brief aan zijn collega Markus Fierz tot de conclusie dat de kwantumfysica een soort zwarte mis is waarin de materie mishandeld wordt. Deze gedachte was hem te binnengevallen tijdens een bezoek aan restaurant Solitude in het plaatsje Küsnacht bij Zürich. Daar schreef hij een ansichtkaart aan Aniela Jaffé, de secretaresse van de dieptepsycholoog Carl Gustav Jung. De tekst luidt vertaald:

‘Plotseling had ik een merkwaardige gevoelsbeleving. De “waarneming” in de microfysica scheen mij als een soort zwarte mis toe en ik ervoer berouw. Berouw tegenover de materie die mij als een mishandeld levend wezen verscheen. –  (Biologische implicatie) – Het offer van deze “metingen-mis” in de buitenwereld verandert namelijk enkel diens toestand, maar niet de waarnemer.’ 

Pauli was van mening dat een diepere relatie met de uiterlijke werkelijkheid alleen mogelijk was als die gepaard ging met een veranderingsproces in de waarnemer zelf. Maar hij durfde die inzichten niet in het openbaar te uiten en daarom werd hij af en toe door diepe depressies overvallen. Hij volgde niet het verlangen van zijn hart. Hij was doodsbenauwd dat zijn collega’s hem dan voor gek zouden verklaren. Daarom zitten we nog steeds opgescheept met de onvolledigheid van de kwantumfysica.

Een origineel antwoord daarop heb ik gevonden in een boek van Jani King dat ik ooit bij De Slegte heb gevonden. King is van mening dat zij in contact staat met een intelligentie van de sterrenhoop de Pleiaden. Deze noemt zich P’taah en geeft originele antwoorden via haar door op vragen die gesteld worden. Het gaat mij om die antwoorden, niet om de vraag of P’taah wel of niet van de Pleiaden afkomstig is. Iemand vraagt: ‘Zou je wat meer kunnen vertellen over hoe materie uit energie wordt gevormd?’ P’taah antwoordt: ‘Bewustzijn creëert materie. Dat is de ontbrekende schakel in jullie kwantumfysica.’ 

In de visie van P’taah is materie een bepaalde frequentie. En bewustzijn heeft een hogere frequentie dan materie. Daarom spreekt Pim van Lommel in verband met bijna-doodervaringen van eindeloos of non-lokaal bewustzijn. In de wereld van de materie heeft licht vermoedelijk de hoogste frequentie, omdat lichtdeeltjes massaloos zijn. Maar licht heeft altijd nog tijd nodig om ergens aan te komen. Ons denken heeft geen tijd nodig, omdat het ook geen ruimte hoeft te overbruggen. Hetzelfde geldt voor bewustzijn. 

In wezen zijn we natuurlijk nieuwsgierig. Als een bron van kennis die meer schijnt te weten dan wij zich aan ons openbaart, dan hopen wij op een goedkope manier antwoorden te vinden op onze intellectuele vragen. Maar P’taah is van mening dat het belangrijker is dat wij onszelf leren kennen. Dan komen de antwoorden vanzelf wel. Intellectuele kennis kan niet zonder labels en dat betekent dat je om de wereld te begrijpen allemaal hokjes gaat bouwen die juist een scheiding bewerkstelligen met de werkelijkheid die je wilt leren kennen. Daarom meent hij: ‘De mensheid kent geen wiskundige vergelijking die oneindigheid in haar pure vorm beschrijft, want die pure vorm is de Bron, de God/Godin van het Al Wat Is.’ 

Ook hier gaat het weer om die censuur. Wij willen de werkelijkheid begrijpen op onze voorwaarden. Dat is ook heel legitiem maar we lopen dan wel de kans dat de hoofdprijs aan ons voorbijgaat. Zolang we de Bron blijven ontkennen, blijven we in het duister tasten: ‘Jullie wetenschappers kunnen alles ontleden en fotograferen en hun meetinstrumenten gebruiken, maar daarmee weten ze nog steeds niet hoe het werkt. De ontbrekende schakel heet God/Godin, het Al Wat Is. Met behulp van wiskunde, kwantumfysica en dergelijke probeert de mensheid iets in kaart te brengen wat al is. Begrijp je? In de komende jaren zal jullie fysica een kwantumsprong maken in begrip en kennis. Maar dat gebeurt pas als jullie fysici hun hart gaan ontdekken. Dan zullen alle dingen worden gekend.’ 

Herbert van Erkelens © 2009

Herbert van Erkelens, De dertien tonen van de schepping, Symbolon, Amstelveen, 2006.

Jani King, De P’TAAH tapes. Boodschap van de Pleiaden, Ankh-Hermes, Deventer, 1999.   

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *