Je winkelwagen is momenteel leeg!
Hieronder volgt in Nederlandse vertaling een van de oudste alchemistische teksten. Het gaat om een tekst uit de Griekse alchemie. Deze tekst staat nog dicht bij de oud-Egyptische mummificeringsrituelen die wel als de oorspong van de alchemistische symboliek worden gezien. De tekst begint als volgt:
-
De filosoof en hogepriester Komarios onderwijst Cleopatra in de goddelijke en heilige kunst van de filosofische steen.
‘Komar’ betekent in het Aramees ‘priester’.
‘Komaris’ is ook een alchemistische substantie vergelijkbaar met de prima materia (begin- of oerstof). Dan zou Komarios de priester zijn die de geheime substantie kent.
-
Deze verhandeling is het gouden en zilveren geschrift over de schepping dat de priester en filosoof Komarios aan de wijze Cleopatra vertelde. Hij onderwees Cleopatra de mystieke filosofie, terwijl hij op een troon zat en de geheime filosofie aanraakte. Hij heeft de mystieke gnosis die hij aan de wetenden kan onderwijzen en hij toonde haar zelfs in zijn handen, namelijk de monas die hij door de vier elementen heen aanwendde.
Er zijn vier elementen aarde, water vuur en lucht. Het alchemistische proces is een soort circulatie door de vier elementen heen die een ‘subtiel lichaam’ produceert dat alle vier elementen in één verenigt. Dit is de monas die identiek is aan het rotundum, het ronde element. In de latere Latijnse alchemie wordt de monas de quinta essentia (de vijfde essentie) genoemd.
-
De aarde stremt boven de wateren en de wateren zijn boven de bergen. Neem, Oh Cleopatra, de aarde die boven het water is en produceer daaruit een spiritueel lichaam om de geest van het aluin (alumen) te dienen. Dit zal wat warmte betreft gelijk zijn aan het vuur en wat droogte betreft aan de lucht en de wateren boven de bergen zijn gelijk aan de lucht voorzover hun koude betreft, en de wateren zijn gelijk aan de vochtigheid… [lacune in de tekst]
Aluin is een kleurloos dubbelzout van verschillende samenstelling. Carl Gustav Jung merkt in Mysterium Coniunctionis op dat het een synoniem voor de geest Mercurius kan zijn. In het gesprek tussen Calid en Morienus wordt gezegd: ‘Morienus: Het was gewoonte onder de wijzen dat zij steeds uit haar en met haar (de prima materia) hun aluin maakten. Assos heet het in het Arabisch, alumen in het Latijn. Dit echter maakten zij, voordat zij iets daarmee verfden.’ Eva Wertenschlag-Birkhäuser schrijft hierover in haar Diplomthesis voor het C.G. Jung Instituut in Küsnacht: ‘Dit eenvoudige recept bevat in weinige toespelingen een hele wijsheid. Aluin betekent zout. Het is het ‘zout der metalen’ […] In het Rosarium Philosophorum wordt gezegd dat wie het zout kent, het geheim van de kunst kent […] Het zout behoort bij Luna, want het is wit, koud en vochtig. Tegelijkertijd is het een geest, de “geest van het zout”, want het is licht en er woont ook een vuur in.’ (p. 134)
In de Griekse natuurfilosofie kende men vier elementen en vier kwaliteiten: droog, vochtig, koud en warm. Deze kwaliteiten worden in allerlei combinaties weer aan de vier elementen gekoppeld. Aluin is koud en vochtig, maar de geest van het aluin is bij Komarios warm, zoals het vuur, en droog, zoals de lucht. Wertenschlag-Birkhäuser: ‘Het vurige wordt in de smaak van het zout aangetroffen. “Men dient te weten dat het zout vuur is en droogte” en “Zouten hebben een vurige natuur.” Wegens zijn “vurige” natuur wordt het zout vaak als vogel voorgesteld, bijvoorbeeld als (witte) duif.’
Het alchemistische transformatieproces begint met de nigredo, de zwartwording. Daarna volgt de albedo, de witwording. Het (alchemistische) zout verenigt vele tegenstellingen in zich, ook bitterheid, wijsheid: het korreltje wijsheid in de mens. Wertenschlag-Birkhäuser: ‘Doordat het zout zoveel tegenstellingen in zich verenigt, heeft het reeds verwantschap met de steen […] De steen wordt daarom “zout” genoemd en het zout heet op zijn beurt lapis albus (witte steen). Het zout vormt een voorstadium tot de steen. Het correspondeert met de albedo […] De witwording wordt door de Arabische alchemist Senior de “salsatura” (het zouten) genoemd.’ (p. 135)
-
Zie, uit één parel en een andere, Oh Cleopatra, wordt alle pharmakon (geneesmiddel) en alle tinctuur geproduceerd. Cleopatra nam daarop dit schrijven van Komarios en begon er commentaar op te leveren over het in vieren delen van de schone filosofie, d.w.z over de grondsubstantie van alle naturen. Zij onderwees en vond de vorm (‘ideam’) van alle operaties en hun onderlinge verschillen en aldus vonden we dat de filosofie in alles de grondsubstantie van de natuur in vieren scheidt, zodat we allereerst de melanosis of zwart-wording (nigredo) hebben, ten tweede de leukosis of wit-wording (albedo), ten derde de xanthosis of geel-wording (critinitas), en ten vierde de iosis of rood-wording (rubedo) van de substantie. We kunnen deze basiselementen ook onderverdelen in een gelijk half element of halve stap, en zo krijgen we tussen de melanosis en de leukosis de mummificatie en het wassen van de vorm (taricheia); tussen de leukosis en de geel-wording het smelten van het goud (chrysopoiesis), en tussen de geel-wording en de rood-wording is er het in tweeën delen van het hele product. Het einddoel van de hele behandeling is een vat dat borsten heeft en het één geworden ding van alle delen is.
De schone filosofie is de alchemistische theorie. Er is een identiteit van natuur en filosofie. De filosofie maakt onderscheid en verdeelt de prima materia in vier kleurfasen. Daartussenin liggen de halve stappen, de operaties. Er zijn vier operaties: 1. taricheia = mummificatie en wassen, 2. chrysopoiesis = vervaardiging van het vloeibare goud d.m.v. vuur, 3. tweedeling en opnieuw vermenging van wit en geel, 4. sepsis = tweede ontbinding waarbij aan het eind het goud te voorschijn komt. De auteur springt echter vanaf de rood-wording direct naar een fase van eenwording: het vat met borsten. Dit alchemistische vat is waarschijnlijk in Egypte uitgevonden. Later werd het de pelicaan genoemd. Het vat bewerkstelligt de circulatio door de vier elementen. De inhoud wordt verwarmd, waardoor er voortdurend verdamping en condensatie plaatsvindt: het reinigingsproces.
Marie-Luoise von Franz schrijft in Creation Myths: ‘Het vat is een symbool voor de menselijke psyche als geheel, een microkosmos, een vat waarbinnen alle macroscopische processen gevangen worden en tegelijkertijd gevat. In het geheel van de alchemie is er vanwege de volledige projectie van mentale processen in materiële operaties geen verschil tussen de actuele retorte en wat we de psyche zouden noemen. (p. 226/27) Het vat is de filosofie, is de ziel.
-
Ook jullie, vrienden, zult, indien jullie je tot deze wonderbaarlijke kunst van alchemie wilt wenden op eendere wijze moeten voortgaan. Neemt de aard van de planten waar en vanwaar ze komen. Sommige komen van de bergen omlaag of groeien uit de aarde omhoog. Andere stijgen op uit de holen en de vlakten. Maar let goed op hoe je ze benadert. Je moet ze op het juiste moment en op geschikte dagen inzamelen. Zoekt ze uit van de eilanden in de zee en van het hoogste land. En neemt waar hoe de lucht hen bedient, en hoe de tarwe hen omringt, opdat ze niet worden beschadigd of gedood. Neemt het goddelijke water waar dat hen drenkt, en de lucht, hoe die hen bestuurt, nadat ze zich in één substantie belichaamd hebben.
Vegetatiesymboliek. Von Franz: ‘De planten waar het hierom gaat werden indertijd als identiek beschouwd met ertsen en metalen. Blijkbaar onderscheidden ze zich hiervan slechts in die zin dat metalen ‘droger’ en planten ‘vochtiger’ zijn. Beide ‘komen te voorschijn’ uit bergen en holen. Ertsen beschouwde men ook als ‘uitkristalliseringen van de aarde’. Aarde, lucht en water staan hun ten dienste en ‘het koren’ (tarwe) omringt hen beschermend.’ (Over dromen en de dood, p. 46)
Eerst is er in de tekst sprake van de circulatie door de vier elementen en de plotselinge sprong van zeven naar één. Nu volgt de gelijkenis van de groeiende plant die zich met de vier elementen voedt. Von Franz: ‘De groeiende plant staat symbool voor hetzelfde, voor het mystieke centrum waarop de alchemisten hun aandacht concentreerden. [Cleopatra] gebruikt de gelijkenis: zoals een plant minerale stoffen, water en lucht gebruikt – alle elementen – en hen condenseert tot een nieuw wezen, namelijk de plant, zo brengt onze kunst uit alle omringende substanties één substantie voort.’ (Creation Myths, p. 227)
[Vervolgens geven Ostanes en zijn vrienden antwoord aan Cleopatra. Komarios en Cleopatra spreken tot een hele verzameling alchemisten]. De tekst vervolgt dan:
-
Komarios: ‘In jou [bedoeld is Cleopatra] ligt het verschrikkelijke en wonderbaarlijke geheim verborgen. Leg ons alsjebieft beter uit van de elementen. Zeg ons hoe het bovenste afdaalt naar het onderste en het onderste opstijgt naar het bovenste en hoe het middelste het bovenste en onderste nadert en hoe zij alle één worden in het midden. Vertel ons ook wat voor elementen dat zijn. En de gezegende wateren stromen omlaag om te waken over de her en der liggende doden die geketend zijn en gekweld worden in het donker en de duisternis van het binnenste van de Hades. [En vertel ons] hoe het levenselixir naar binnen gaat en hen tot leven wekt, zodat ze ontwaken voor hun schepper. En hoe het verse (frisse) water aan het hoofdeind van het bed naar binnen dringt en (hoe) ze in bed geboren worden en met het licht te voorschijn komen en de wolk hen (omhoog) draagt. En uit de zee stijgt de wolk op die het water draagt. Als de adepten deze verschijning zien, verheugen ze zich.’
Het geheim van de schepping en het geheim van herstel is gelegen in de vrouwelijke figuur. Wat is dit geheim? Dat alle elementen in het midden verenigd zijn. Von Franz: ‘Vervolgens springt de tekst over op een nieuw idee, namelijk dat tegelijk met deze condensatie van alle verspreide elementen, met deze verschrikkelijke daad van condensatie, het levenswater binnendringt in de onderwereld waar de doden liggen en hen uit de dood doet opstaan. De condensatie valt samen met een wederopstanding van de doden. We komen zo tot het motief van het verheerlijkte lichaam.’ (Creation Myths, p. 228)
Von Franz: ‘De ertsen “bloeien” als planten op uit de aarde, ze sterven en liggen verborgen in de onderwereld. Ze ontwaken, besproeid door vers water, weer tot leven, groeien snel en bloeien met een stralende schoonheid het nieuwe voorjaar tegemoet. Later wordt nog gezegd dat deze planten eerst in het vuur “te gronde gaan”, voor ze opstaan.’ (Over dromen en de dood, p. 47)
-
Maar Cleopatra sprak tot hen: ‘Het binnendringende water wekt de lichamen en ingesloten verzwakte geesten (pneumata) tot leven. Ze hebben opnieuw onder kwellingen geleden en zijn opnieuw gevangen gezet in de Hades, en na korte tijd beginnen ze te groeien en stijgen omhoog en ze gaan gekleed in bonte, luisterrijke kleuren, zoals de bloemen in de lente, en de lente verheugt zich over en laaft zich aan de schoonheid, waarin ze gekleed gaan.’
Von Franz: ‘Het weer tot leven komen van “planten” (ertsen) door water wordt in de alchemie geïnterpreteerd als bruiloft.’ (Over dromen en de dood, p. 60)
-
10. ‘Ik zeg u echter, u die hun welgezind bent: als u de planten en elementen en ertsen (stenen) opheft van hun plaats, lijken ze weliswaar heel mooi, maar als het vuur hen beproeft zijn ze niet mooi. Maar als ze (daarna) de glorie uit het vuur tot zich hebben getrokken, samen met de lichtende kleur, dan zult u zien hoe hun glorie is toegenomen in vergelijking met daarvoor, doordat de nagestreefde schoonheid en hun vloeibare natuur zich in goddelijkheid heeft veranderd. Omdat zij (de adepten) hen (de planten) in het vuur voeden, zoals de embryo in het lichaam van de moeder wordt gevoed en snel groeit. Als de daarvoor bestemde maand nadert, wordt de embryo niet gehinderd naar buiten te komen. Zo gaat ook de heilige kunst (de alchemie) te werk. De steeds weer aanstormende watermassa’s en de golven verwonden hen (de lichamen) in de Hades en in het graf waarin ze liggen. Maar als het graf wordt geopend, stijgen ze uit de Hades omhoog, zoals het kind uit het lichaam van de moeder.
Maar als de adepten deze schoonheid zien zoals een liefhebbende moeder haar kind ziet, dan gaan ze na hoe ze het kind (het lijk) kunnen voeden in deze kunst (namelijk) met water in plaats van melk. Want de kunst bootst (de geboorte van) een kind na, omdat zij zelf ook gevormd is als een kind, en wanneer zij in alles voleindigd zou worden – zie dat is het verzegelde geheim.
De oorspronkelijke lichamen – stenen of planten, materie in haar oorspronkelijke vorm – lijken schoon, maar zij zijn het niet. Vandaar: de vuurtest om een lichaam te maken dat goddelijk is. Verder: de destructie van het lichaam in de grafkamer. Daaruit komt op een geheime manier de opstanding voort zoals een kind uit de baarmoeder. Dit kind is de kunst der alchemie en is een mysterie die door de inspanning van de adepten wordt voortgebracht. Von Franz: ‘Deze oude tekst “Komarios onderwijst Cleopatra” bevat alle meest fundamentele ideeën die in de latere alchemistische teksten gevonden worden. Telkens opnieuw werd de steen der wijzen opgevat als een goddelijk kind dat uit de kunst der alchemie geboren wordt onder gebruikmaking van de gelijkenis van dood en opstanding. De nigredo, de toestand van zwartheid, wordt altijd vergeleken met de toestand van de dood, wanneer het lichaam vernietigd is in het graf; de albedo is het afwassen van de dood en de stank van het graf; en dan wordt een kind geboren dat hetzij het kind Mercurius of een goddelijk kind is hetzij de steen der wijzen. En tegelijkertijd is dit simpelweg ook de vernieuwing van de alchemistische filosofie.’ (Creation Myths, p. 229)
-
11. Nu zal ik hun duidelijk vertellen waar de elementen en planten zich bevinden. Ik wil echter met een gelijkenis (ainigma betekent ook raadsel) beginnen: Ga naar de hoogste plaats in het beboste gebergte en daarboven zul je een steen vinden, neem van de steen het mannelijke (arsenikon) en was deze wit op de goddelijke manier (waarschijnlijk is bedoeld met ‘hydor theion’ d.w.z. met het ‘goddelijk water’). En zie op de middelste weg van de berg onder het mannelijke, daar is zijn gezellin met wie hij één wordt en over wie hij zich verheugt. En de natuur verheugt zich over de natuur en daarbuiten wordt ze niet één. Ga naar beneden naar de Egyptische zee en breng uit het zand, uit de bron, het zogenaamde nitron mee. En verenig hen vervolgens met elkaar, en dan zal de alleskleurende schoonheid te voorschijn komen, en zonder deze worden ze niet één. Want zijn (van het mannelijke) maat is zijn gezellin. Zie, de natuur vergeldt de natuur, en als je alles in de juiste verhouding samen hebt gebracht, dan overwinnen de naturen de naturen, en verheugen ze zich in elkaar.
Het hierosgamos-motief. Het centrale geheim van de alchemie wordt hier voorgesteld als het huwelijk van het mannelijke en het vrouwelijke.
-
12. Ziet, wijze en begrijpt: ziet de verwezenlijking van de kunst door het samenbrengen van bruid en bruidegom en hun eenwording. Kijk naar de planten en hun onderlinge verschillen. Ik zeg u: Ziet en begrijpt dat uit de zee de wolken omhoog stijgen die het gezegende water met zich meedragen en ze drenken de aarde daarmee en de zaden en bloemen ontspruiten. Zo draagt ook onze wolk die omhoogstijgt uit ons element het goddelijke water en drenkt de planten en elementen en hij heeft niets nodig van hetgeen uit andere aarde voortkomt.
Jung: ‘De ontspanning van verkrampte en rigide houdingen correspondeert met de oplossing en scheiding van de elementen door het aqua permanens (het eeuwige water) dat reeds vantevoren in het “lichaam” aanwezig en door de kunst daaruit tevoorschijn “gelokt” was. Dit water is een anima of een spiritus, dat wil zeggen een psychische “substantie” die nu op haar beurt op het uitgangsmateriaal wordt toegepast. Dit correspondeert met het gebruik van de betekenis van dromen ter verheldering van de voorhanden zijnde problemen. Solutio wordt in deze zin door Dorneus gedefinieerd.’ (MC I, par. 300)
-
13. Zie het paradoxale geheim, broeders, het geheel onbekende, zie de waarheid is zichtbaar voor u. Ziet en drenkt uw aarde en let erop hoe u uw spruiten voedt, opdat u de schoonste vrucht kunt oogsten. Luister nu en begrijp en overweeg goed wat ik u zeg. Neem van de vier elementen het bovenste mannelijke en het onderste dat lichtend wit en roodachtig is, mannelijk en vrouwelijk van hetzelfde gewicht, om hen met elkaar te verbinden. Zoals namelijk een vogel met zijn warmte tijdens het broeden zijn eieren verwarmt tot ze uitkomen, zo verwarmt u ze ook en lost (leiosi) ze op en brengt ze naar buiten, doordat u ze met goddelijk water drenkt in de zon en op warme plaatsen en ze met maagdelijk melk in een mild vuur kookt en let goed op de rook (Rook is in de alchemie het symbool voor ‘gesublimeerde’ substantie). Sluit ze op in de Hades en bevrijd ze daar weer uit, drenkt ze met … krokus in de zon en op hete plaatsen en kookt hen in mild vuur met maagdelijk melk uit de rook en sluit ze op in de Hades en beweegt hen behoedzaam, totdat ze solider zijn geworden en niet meer aan het vuur ontsnappen. Neem ze er dan uit en als de ziel (psyche) en de geest (pneuma) één geworden zijn en één zijn, projecteer (het ene) dan op het zilver en dan zult u een goud hebben dat zelfs de schatkamers van koningen niet bevatten.
Een vogel broedt op een ei, zodat ziel en geest één worden. Wanneer deze eenwording solide genoeg geworden is, ‘verwerft het het lichaam van het zilver, een vrouwelijk lichaam, en deze drie maken samen een vierde, namelijk goud.’ Dit is niet het gewone goud, maar het mystieke goud: ‘Zij bedoelden met goud iets goddelijks, wat niet gecorrumpeerd kon worden en niet door het vuur aangetast kon worden, een onsterfelijk lichaam om zo te zeggen. Dit goud dat in latere teksten gewoonlijk het filosofische goud wordt genoemd is het onsterfelijk lichaam dat door de eenwording der tegenstellingen te voorschijn komt en dat niet langer aan het verval van de wereld is onderworpen.’ (Creation Myths, p. 230)
Von Franz: ‘De mensen uit de oudheid werden steeds weer gefascineerd door de vraag hoe uit een ei dat als je het breekt slechts verschillende “dode”, gedeeltelijk vloeibare stoffen blijkt te bevatten, zonder toedoen van iets van buitenaf, alleen door verwarming een levend wezen kan ontstaan. De alchemisten vergeleken het vervaardigen van hun steen met dit wonder.’ (Over dromen en de dood, p. 76) Vergelijk Hexagram 61 van de I Tjing: ‘Innerlijke waarheid.’ Het uitbroeden van de waarheid uit de lichamelijke materie. Vergelijk: het motief van Horus in het ei uit de oud-Egyptische dodenliturgie.
-
Zie het mysterie van de wijzen. Onze voorvaderen hebben een eed gezworen het nimmer te openbaren of te verbreiden omdat het goddelijke vorm en werking heeft. Het is goddelijk omdat het – met de godheid verenigd – de substanties tot voleinding brengt; waarbij de geesten lichamelijk worden en het dode bezield wordt en het uit hem vertrokken pneuma (weer) opneemt en daardoor overwonnen wordt en zij (geest en lichaam) elkaar overwinnen. [Zie] dan ook hoe de donkere geest (pneuma) vol futiliteit (mataiotès) en moedeloosheid (athymias) (is) zodat de lichamen niet wit kunnen worden en de schoonheid en kleur die zij van de schepper verkregen hebben niet op kunnen nemen (want lichaam, ziel en geest zijn verzwakt wegens de uitgebreide duisternis.
De ‘donkere geboorteweg’. Von Franz: ‘De duisternis die aanvankelijk heerst in het hiernamaals (Hades) wordt hier als geest van de nutteloosheid (mataiotès) en de moedeloosheid (athymia) aangeduid, d.w.z. als een toestand van diepe depressie en een gevoel van volledige zinloosheid. Thanatos, de dood, wordt in Griekenland vaak “thymoraistes” genoemd, oftewel hij die de thymos, de levensmoed of levensimpuls, neervelt. Elisabeth Kübler-Ross heeft deze depressie, die beslist nog voor het eigenlijke einde begint, bij veel stervenden beschreven. M.i. heeft ze tot doel het bewustzijn van de stervende los te maken van de buitenwereld, die tijdens die depressie ervaren wordt als min of meer zinloos, nietig, wezenloos […] Raymond Moody schrijft dat verschillende van zijn getuigen de belevenis van een soort “tussenrijk” hebben ervaren waar schimmige dodengeesten zinloos rondlopen… Ook wij hebben de ervaring dat in de dromen over gene zijde van het onbewuste slechts zelden sprake is van mooie beelden, de droom roept even vaak beklemmende taferelen op. Van doorslaggevend belang is waarschijnlijk hoe ver de mens reeds voor het sterven gerijpt is en of hij of zij al of niet een verbinding met het Zelf heeft gevonden.’ (Over dromen en de dood, pp. 82-84)
De reis van de Ba met de zonnegod. Von Franz: ‘De reis in het hiernamaals volgt de loop van de zon, ze begint met het neerdalen in de onderwereld, in het hol van Sokar en voert dan, ten dele via door onheilspellende machten bedreigde gebieden, naar het oosten waar de dode samen met de zonnegod weer verjongd terugkeert tot het leven. Hij laat zijn mummie achter in de onderwereld en begeleidt in zijn Ba-gestalte de in het oosten herboren zonnegod.’ (pp. 85-86)
-
‘Wanneer de donkere en kwaadriekende geest (pneuma) verwijderd is zodat geen geur of kleur meer van de duisternis waarneembaar is, dan wordt het lichaam verlicht en de ziel, het lichaam en de geest verheugen zich, omdat de duisternis van het lichaam is geweken. En de ziel roept tot het verlichte lichaam: “Ontwaak uit de Hades, sta op uit je graf, ontwaak uit de duisternis. Want je hebt je met de vergeestelijking en vergoddelijking bekleed, daar de roep van de opstanding heeft geklonken en het levenselixir (pharmakon tés Zoès) in je binnengedrongen is.”
Want nu verheugen de geest en de ziel zich weer in het lichaam te zijn waarin zij zich bevinden, en zij (de ziel) haast zich vreugdevol om het te omarmen en zij omhelst het. En de duisternis beheerst het niet meer, want het lichaam heeft zich ondergeschikt gemaakt aan het licht en laat zich daarvan in de eeuwigheid niet meer scheiden en zij (de ziel) verheugt zich in haar huis, omdat zij het, nadat zij het (het huis van het lichaam) in duisternis had gehuld, nu vol licht terugvindt. En ze verenigt zich ermee, omdat het (t.o.v. haar) goddelijk is geworden en in haar woont. Het heeft zich namelijk bekleed met het licht der goddelijkheid, de duisternis is ervan geweken en ze worden alle in liefde verenigd, het lichaam, de ziel en de geest en zij zijn het ene geworden, waarin het mysterie verborgen ligt.
Ziel en lichaam. Von Franz: ‘Van belang lijkt hier dat de hernieuwde vereniging van ziel en lichaam geen vereniging meer is van tegendelen, omdat het lichaam geen lichaam meer is maar ook psyche, ook de andere natuur is geworden. Kennelijk wordt dus de lichaamsziel geassimileerd en geïntegreerd, niet het grofstoffelijke lichaam.’ (Over dromen en de dood, p. 145) Vergelijk Petrus Bonus (13e eeuw): ‘Met behulp van deze rode steen hebben de filosofen alles verheerlijkt en hebben zij de toekomst voorspeld […] Omdat ze wisten dat de dag des oordeels en het einde van de wereld moest komen en daarmee de opstanding van de doden, waarbij elke ziel weer verbonden zou worden met haar eerste lichaam en daar nooit meer van zou worden gescheiden. Ieder lichaam wordt dan verheerlijkt en onvergankelijk en krijgt een grote lichtintensiteit en een bijna ongeloofwaardige subtiliteit en het kan alle vaste lichamen dan doordringen, omdat zijn natuur, de natuur van een geest en van een lichaam (tegelijkertijd) zal zijn.’
Het ene. Von Franz: ‘Dit ene ding wordt later in dezelfde tekst ook eikon genoemd – beeld en elixir, dat zonder belemmering dwars door alle andere stoffen gaat. Dit heeft betrekking op het Egyptische idee dat de opgestane dode ongehinderd door alle materile dingen heen kan gaan. Het belangrijkste van deze rijkelijk cryptische tekst is het feit dat het vuur het grote veranderingsprincipe vertegenwoordigt en het motief dat het standbeeld of het eikon – blijkbaar de djedpijler – de opgestane voorstelt. Dit standbeeld is de steen der filosofen, de “natuur die alle andere naturen overwint.” Het gold in Egypte als het onsterfelijke lichaam van de dode, zijn eeuwige beeld, zou men kunnen zeggen. Dit beeld komt volgens de in de doodskisten gevonden teksten uit de vuurzee van de onderwereld voort, die iets vrouwelijk-moederlijks voorstelt. Dit standbeeld betekende de werkelijke individuele identiteit van de dode. In het leven ontlenen we ons identiteitsgevoel aan ons eigen lichaam, daarom boden de Egyptenaren de djedpijler aan de doden aan, opdat hij zich daardoor voelde leven. Grafteksten herhalen vaak: “Je leeft als een kever (scarabee) en zult als djedpijler altijd en eeuwig blijven bestaan.”’ (M.L. von Franz, L. Frey-Rohn, A. Jaffé, Aan de rand van de dood. Het sterven als overgang naar het nieuwe, Lemniscaat, Rotterdam, 1981, pp. 66/67.)
-
Toen ze echter gemeenschappelijk (in het ene) tezamen kwamen, werd het mysterie vervuld en werd het huis verzegeld, en er werd het standbeeld (andrias) vol licht en goddelijkheid opgericht. Het vuur heeft ze namelijk één gemaakt en veranderd en het (ene) is uit het moederlichaam voortgekomen.
Op dezelfde manier (is het voortgekomen) uit het moederlichaam van het water en de lucht die het (het lichaam) onderhoudt en zij (de lucht) heeft het uit de duisternis gedragen naar het licht en uit het lijden naar de glans en uit zwakte naar gezondheid en uit de dood naar het leven. En ze hebben zich bekleed met de goddelijke geestelijke glorie (doxa) die ze daarvoor niet bezaten, omdat daarin het hele mysterie verborgen is en omdat het goddelijke onveranderlijk is. Maar tengevolge van hun actieve natuur doordringen de lichamen elkaar en bekleden zich, voortkomend uit de aarde, met licht en goddelijke glorie, nadat ze in overeenstemming met hun natuur vermeerderd worden en wat hun gestalte betreft veranderd en uit de slaap gewekt zijn en uit de Hades te voorschijn zijn gekomen. En deze glorie bracht ze tot een unieke eenheid en de beeldzuil (of het beeld: eikon) werd voleindigd uit lichaam, ziel en geest, en ze werden één. Want het vuur werd ondergeschikt gemaakt aan het water en het aardse aan de lucht. Op eendere wijze [verging het] de lucht met het vuur en de aarde met het water en het water met de aarde en de lucht, en ze werden één. Uit planten en roetige walmen (aithalon) is iets geworden wat één is en uit de natuur en het goddelijke is het goddelijke geworden. De naturen beheersten de naturen en overwonnen hen en daardoor veranderden zij de naturen en lichamen, en dat alles vanuit hun naturen, doordat het vluchtende binnengedrongen is in het niet-vluchtende en het sterke in het zwakke, en ze allen één werden. (17)
Von Franz: ‘Je ziet nu duidelijk hoe de hele beschrijving van het alchemistische proces overgaat in de religieuze taal van de hymne en een ervaring van opstanding na de dood en de intrede in onsterfelijkheid prijst. Dit schetst beter dan vele latere teksten het ultieme doel van de hele onderneming van de alchemisten, namelijk de vervaardiging van de verheerlijkte lichamen via hun eigen kunst, in dit leven, in tegenstelling tot het wachten erop tot aan het einde der tijden.’ (Creation Myths, p. 231)
Hierna volgen andere opmerkingen over de ordening van de kosmos en de structuur van de hemelpolen en dan gaat de tekst verder:
-
23. En ik zeg u dat de hemel door de vier in beweging is gebracht en nooit stil staat. Deze (vier) elementen worden in onze Ethiopische aarde gelegd waaruit planten, stenen en goddelijke substanties (somata) worden genomen die God en niet de mens (daarin) gelegd heeft. De schepper heeft in elk van deze de werking (dynamis) gelegd, in het ene de werking uit te botten (lett.: te groenen) en in het andere niet uit te botten (te groenen), in het ene het droge, in het andere het vochtige, in iets anders het vasthoudende of in weer iets anders het scheidende, in iets anders het bezittende en in iets anders het terugwijkende. En in hun ontmoeting overwinnen ze elkaar ook in andere lichamen, en het één verheugt zich in het andere en schittert erin. En de ene natuur ontstaat die alle andere naturen achtervolgt en overwint en ditzelfde ene overwint iedere natuur, namelijk die van het vuur en de aarde en transformeert alle werkingen. En zie, ik vertel u zijn (van het ene) doel (peras): als het voleindigd is, dan wordt het een dodelijk geneesmiddel dat in het lichaam (rond)snelt. Net zoals het in het eigen lichaam ingaat, (zo) doordringt het ook (andere) lichamen: in ontbinding (putrefactio) en warmte (ontstaat) een geneesmiddel dat ongehinderd in ieder lichaam doordringt.’
Von Franz: ‘Dat zou in moderne taal omgezet ongeveer als volgt luiden: wanneer het Zelf als iets dat in de aardse mens tot wording komt zijn “lichaam” – de mandala van de unus mundus (ene wereld) – volledig bereikt heeft, dan oefent het een dodelijke uitwerking uit op de aardse existentie, omdat het nu een zijn(stoestand) in het alles doordringende kosmische één-continuüm bereikt heeft die aan de individuele vorm tegengesteld is. Dan is de dood ‘terecht” en met het bereiken van het doel verbonden. Daarom is ook hier de Unus Mundus met het dodenrijk, het land van de geesten, identiek.’ (Zahl und Zeit, p. 238)
Von Franz: ‘Wat tenslotte ontstaat wordt o.a. omschreven als een “andrias”, als een beeldzuil in mensengestalte, iets wat vast is; en tegelijkertijd als een “dodelijk” elixir, d.w.z. als een pharma, als vergif, als heelmiddel dat overal kan binnendringen. Het eigenlijke opstandingsgebeuren bestaat in dit deel van de tekst uit een hernieuwde vereniging van pneuma (geest), psyche (ziel) en het gezuiverde, liever gezegd vergoddelijkte en verlichte lichaam. Als hiermee tot op zekere hoogte overeenkomende voorstelling kunnen we de vereniging van Ba-ziel, Ka-ziel en mummie beschouwen. Het resultaat wordt nl. aangeduid als “deze verlichte”. Het vergoddelijkte lichaam is echter aanvankelijk in zekere zin nog dood, of liever gezegd, onbeweeglijk, tot Ba en Ka zich er weer mee hebben verenigd. Dan pas wordt de dode tot een “verlichte” die weer totaal levend is.’ (Over dromen en de dood, pp. 145/46)